
Sprookjes van een mooie jongen
J.W. von Goethe, Raymund Prins
Al in de eerste zin van Sprookjes van een mooie jongen blijkt meteen dat de nieuwe Paris ook een Narcissus is - de beeldschone godenzoon die verliefd werd op zijn eigen spiegelbeeld. De verteller maakt zijn vrienden duidelijk dat hij het sprookje maar al te graag werkelijkheid wil maken. Het is dan ook met recht een jongenssprookje: er spreekt verlangen naar liefde en schoonheid uit, maar ook naar tweedracht en strijd. Zo voorzag Goethe De nieuwe Melusine van het predikaat 'sprookje van een jongeling' en Het Sprookje vertolkt de Lelie een hoofdrol in de betekenis van de volkomen liefde, de maagdelijke liefde, wier aanraking zowel dodelijk als levenverwekkend is.
specificaties
- Boek
- Nederlands
- BoekWerk
- 127 p
praktische informatie
Blijf op de hoogte van het laatste nieuws
Nooit meer iets missen? Meld je aan voor een nieuwsbrief van de OBA en ontvang ons laatste nieuws, boekentips, activiteiten en nog veel meer in je mailbox.