Engel en kinnari
Dido Michielsen, Dido Michielsen
Java, 1895. Als pleegkind is Louisa op haar dertiende uitgehuwelijkt. Ze verlangt ernaar te weten wie haar biologische moeder is, maar haar omgeving beweert dat haar afkomst er niet toe doet. Waarschijnlijk was haar moeder een njai, de concubine van een Hollander, iemand die je maar beter dood kunt zwijgen. Louisa mag van geluk spreken, als erkende Indo-Europese behoort ze tot de koloniale bovenlaag van Nederlands-Indië. Wanneer ze in de spiegel kijkt, ziet ze echter iets heel anders. Door veel te lezen probeert Louisa te ontsnappen aan haar huisvrouwenbestaan in Buitenzorg. Haar vriendschap met een buurvrouw van Chinese afkomst en diens Javaanse secretaris - twee buitenstaanders op wie de Europese gemeenschap neerkijkt - geeft haar de vleugels van de kinnari, de mythische liefdesgodin. Eindelijk durft ze haar eigen keuzes te maken. Toch beslist het lot anders en Louisa vindt zichzelf terug als de verzorgster van haar zieke man en haar pleegmoeder. Ook al noemen ze haar een engel, haar vleugels is ze kwijt. Ze gaat alsnog op zoek naar haar moeder om te ontdekken wie zijzelf nu eigenlijk is: een westerse engel of een oosterse kinnari. Bron: Flaptekst, uitgeversinformatie
specificaties
- digitaal luisterboek
- Nederlands
- Hollands Diep
praktische informatie
Blijf op de hoogte van het laatste nieuws
Nooit meer iets missen? Meld je aan voor een nieuwsbrief van de OBA en ontvang ons laatste nieuws, boekentips, activiteiten en nog veel meer in je mailbox.